De spraak- en taalontwikkeling van je kind
Pas als het gebrabbel van je baby betekenis krijgt, kan je van ’taal’ in de strikte zin van het woord spreken. Onderzoek heeft aangetoond dat alle kinderen over heel de wereld over een identieke en algemeen geldende brabbeltaal beschikken. De aanleg voor de moedertaal ontwikkelt zich pas later en dan specialiseert het gebrabbel zich. Dan blijven alleen de klanken behouden die de basis vormen van de moedertaal.
Tussen het 1ste en 2de jaar komt de spraakontwikkeling meestal goed op gang. Door in de eerste maanden veel met je kind te praten, liedjes te zingen, te vertellen, leg je een goede basis voor latere taalvaardigheid. Tussen de leeftijd van 12 en 14 maanden zegt je kind meestal zijn eerste echte woorden. Er breekt een periode aan waarin hij overschakelt op ‘babytaal’. Gebaren blijven favoriet om zich uit te drukken, maar hij begint toch al eigen woorden te fabriceren. Een hond wordt bijvoorbeeld een ‘woefwoef’. De betekenis die je kind aan een woord geeft, stemt niet altijd overeen met die van een volwassene. Zo kan een ‘woefwoef’ een hond voorstellen, maar evengoed ook een paard of een kat. Soms krijgt een woord een erg enge betekenis: ‘pop’ is alleen zijn lievelingspop en niet alle poppen.
Bovendien begrijpt je kind op de leeftijd van 1 tot 2 jaar veel meer woorden dan het kan gebruiken. Men schat dat een kind van deze leeftijd ongeveer 50 tot 75 woorden kan uitspreken, maar er in totaal zo’n 300 kent. Tussen 2 en 3 jaar gebruikt een kind zo’n 250 à 450 woorden, maar begrijpt er tussen de 500 en 900. Ter vergelijking: een basiswoordenschat van een volwassene omvat 1500 woorden, iemand die geschoold is kent er zo’n 3000 en iemand die een hogere opleiding heeft genoten, beschikt over een 5000-tal woorden.
De eerste woordjes
De eerste woordjes die je kind leert, hebben betrekking op zijn directe omgeving: mama, papa, poes, bal. In het begin worden ze nog sterk verbasterd en vaak alleen door naaste familieleden begrepen. Gaandeweg ontwikkelt je peuter een grotere woordenschat en kan hij met woorden aangeven wat hij bedoelt. Eens die bocht genomen, zal je ervan versteld staan hoe snel de taalvaardigheid van je kind toeneemt. Die doorbraak wordt echter voorafgegaan door een periode dat je peuter wel wil, maar niet kan. Hij krijgt het niet gezegd of wordt niet begrepen en kan daar een tijdje lastig en ongeduldig van zijn.
Rond het 2de jaar gaat je kind in korte zinnen praten en opnieuw is dit een grote sprong voorwaarts. Ook al is het in het begin nog in telegramstijl, je kind kan nu veel beter uitdrukken wat hij bedoelt. Meteen komt je peuter terecht in een taallandschap van grammaticale wetten en regels. Door jouw goede voorbeeld en met veel oefenen, ontwikkelt je kind gevoel voor de taalstructuur. Dit is belangrijk, omdat een goede beheersing van de taal en een grote woordenschat de basisvoorwaarden zijn voor een goed begripsvermogen en genuanceerd leren denken.
LEES OOK: Van gebrabbel tot eerste woordjes
Napraten doet leren
In dit leerproces is het goede voorbeeld in het spreken het belangrijkste. Je kind pikt nieuwe woorden het makkelijkste op door hardop tegen hem te praten. Zo kan je luidop verslag uitbrengen van wat je doet: ‘eerst de sok aan, dan de schoen’. Op die manier verwoord je wat je kind beleeft en dit helpt hem om een woord dat hij wil leren, goed uit te spreken. Door dit vaak, goed en met plezier te doen, zal je peuter niet alleen veel leren, hij zal ook sneller zelf zijn mond opendoen. Tegen je peuter praten in een verbasterd kindertaaltje, helpt niet om zijn spraak te ontwikkelen en werkt meestal averechts.
Je zal al snel merken dat je met een peuter die leert praten een kleine papegaai in huis hebt. Let daarom zelf op je taal, de uitspraak én de inhoud van je woorden. Als je kind woorden niet goed uitspreekt of zinnen niet goed vormt, dan kan je helpen door het zelf nog eens op de juiste manier uit te spreken, zonder veel nadruk. Veiligheid is belangrijk als je iets nieuws leert en je peuter is gevoelig voor de reactie van volwassenen op zijn spreekpogingen.
Oren praten mee
Leren praten is ook leren luisteren. Je kind zal sneller geneigd zijn om te praten als hij het gevoel heeft dat er ook echt naar hem wordt geluisterd. Ook al denk je te weten wat je peuter je wil vertellen, geef hem de tijd om het zelf te verwoorden. Daarnaast is rustig luisteren naar wat de ander te vertellen heeft, ook een kunst die in de kindertijd moet worden geleerd. Voortdurende achtergrondgeluiden van radio, cd-speler of tv kunnen dit proces verstoren omdat je kind van jongs af aan leert om zich van die geluiden niets aan te trekken en er doorheen te praten. Bovendien werkt het luid praten in de hand.
Door goed te luisteren naar welke woorden je kind gebruikt, kan je inzicht krijgen in wat hij van de wereld begrijpt. In het begin ontdekt je peuter dat elk ding een naam heeft en gebruikt hij enkel zelfstandige naamwoorden. Hiermee erkent hij het bestaan van de dingen die hij ervaart rondom hem. Van het moment dat je kind werkwoorden gaat gebruiken, toont hij aan dat hij ook begrip krijgt van het actieve, het wordende en doet het begrip ’tijd’ zijn intrede. Als hij in een volgende stap ook bijvoeglijke naamwoorden gaat hanteren, zoals mooi, zwaar, groot, enz., laat hij zien dat hij bezig is met nuances, met de kwaliteit van de dingen.