“We winnen meer bij ‘kindrijpe’ scholen dan bij de hoge druk op schoolrijpe peuters”
Zodra je je baby naar een kinderdagverblijf brengt na je kraamtijd, begint de ratrace. Of je dat nu een prettige gedachte vindt of niet, dat geldt jammer genoeg ook voor je kind. Net als wij moeten baby’s, peuters en kleuters al snel door heel wat zogenaamde ‘transities’. Dat geeft jonge ouders stress, maar we staan te weinig stil bij wat het doet met baby’s, peuters in het instapklasje en kleuters. Wijzelf en onze kinderen hebben nochtans op lange termijn heel wat te winnen bij een goed ‘wenbeleid’.
Dat die impact op jonge kinderen niet te onderschatten is, vertelt Jan De Mets, expert bij het Steunpunt Diversiteit en Leren binnen UGent. De Mets werkte mee aan verschillende pilootprojecten van VBJK (Vernieuwing in Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen vzw) tussen kinderdagverblijven en kleuterscholen om transities voor jonge kinderen zo soepel mogelijk te maken.
Horizontale en verticale transities
De Mets: “Een jong kind gaat al op jonge leeftijd door heel wat transities. Enerzijds hebben we de verticale transities: van de tijd bij mama en papa thuis, naar een kinderdagverblijf, naar het instapklasje en de lagere school. Daar eindigt het natuurlijk niet. We blijven door verticale transities en nieuwe fases gaan, een heel leven lang.
Even ingrijpend zijn de horizontale transities. Een kind in het instapklasje gaat van thuis naar de voorschoolse opvang, naar de speelplaats, naar de klas, naar de turnzaal. Daarna is er weer een moment in de klas of refter, eventueel in het slaapklasje of weer op de speelplaats en in de klas en soms ook nog eens de naschoolse opvang.
Dat is best wel wat voor zo’n jong kind. Bij elk van de transities volgen andere indrukken, zorgfiguren, expliciete of onuitgesproken regels en een andere pedagogische aanpak. Die transities mogen er zijn, maar kinderen hebben veel te winnen bij een goed wenbeleid.”
Kinderen huilen niet voor niets
In kinderdagverblijven en kleuterscholen zijn er wel wendagen, maar toch zien we veel tranen bij jonge kinderen op school. Wat vertelt ons dat over die transities?
De Mets: “’Die traantjes horen er in het begin bij. ‘Zodra je weg bent, stopt het huilen’ of ‘Na een paar weken is het wel voorbij’, krijgen veel jonge ouders te horen. Maar kinderen huilen niet voor niets. Zowel in de kinderopvang als op school, staan we al jaren te weinig stil bij wat die tranen ons vertellen over het welzijn van jonge kinderen. Al zijn de intenties zeker heel goed.
De impact van de overgang van een kinderdagverblijf naar een instapklas wordt vaak onderschat. Als een kind niet wijkt van grote broer, aan de kant van de speelplaats volledig stil wordt en niet deelneemt in de klas, zijn dat wel degelijk mogelijke signalen dat het niet goed in zijn vel zit.
Zeker kinderen met een sociaaleconomisch zwakkere startpositie groeien veel kansrijker op als er een goed wenbeleid is
Een kind dat dagen, weken of maanden huilend afscheid neemt op school, houdt daar kleine littekens aan over. Er is vaak een terugval in zindelijkheid. En in onderzoek zien we zelfs een verband tussen kinderen en jongeren die het moeilijk hebben met transities, en dat kan ook de overstap naar een eerste leerjaar of middelbaar zijn, en vroegtijdig schoolverlaten. Zeker kinderen met een sociaaleconomisch zwakkere startpositie, bijvoorbeeld omdat ze een andere thuistaal spreken, groeien veel kansrijker op als van bij de start werk wordt gemaakt van een goed wenbeleid.”
Ouders, kinderbegeleiders en kleuterleerkrachten samen
Het klinkt een beetje alsof we het al jaren verkeerd doen met onze jonge kinderen?
“Die kennis rond het welzijn van die jonge kinderen is inderdaad vrij recent. Het is pas de laatste vijf à tien jaren dat we veel inzicht hebben in de gevolgen voor die kleintjes. Maar we hebben proeftuinprojecten gedaan en de resultaten zijn sprekend én veelbelovend.
Vooral het versoepelen van die overgang van crèche naar kleuterschool is belangrijk. Voor veel peuters in de projecten hielp het als zowel ouders als kinderbegeleiders uit de crèche meegingen naar de klas in het begin. Je creëert meer vertrouwen voor het kind en eigenlijk is het ook logisch.
Afgezien van ouders en misschien grootouders kent niemand een jong kind beter dan de begeleider in het kinderdagverblijf. Zij zijn het best geplaatst om aan de leerkracht meer te vertellen over de noden en het karakter van een kind. Een betere samenwerking tussen begeleiders en leerkrachten zou eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn.
Heeft een kindje goed geslapen? Is er iets gebeurd in het gezin zoals een overlijden van oma of opa? Dat is eigenlijk heel belangrijke informatie voor leerkrachten waar we niet bij stilstaan. En die komt van begeleiders en ouders.”
Oudervriendelijke scholen
Je sprak daarnet over anderstalige kinderen die het extra moeilijk hebben. Wat is daar de valkuil?
“Veel ouders, en dan zeker anderstalige ouders, hebben er maar het raden naar wat er in een klas gebeurt. In Syrië gaan kinderen pas op de leeftijd van zes jaar naar school. Daarvoor blijven ze thuis en bestaat er helemaal niet zoiets als kleuteronderwijs.
Voor die aanpak zonder bruuske transities op jonge leeftijd is eveneens iets te zeggen, maar toch weten we dat enkele dagen per week naar de kleuterklas óók heel zinvol zijn. In de proefprojecten mochten ouders ’s ochtends bij de start van de dag mee in de klas blijven. Er werd ook geen termijn op geplakt tot wanneer dat mocht.
Scholen stonden er in het begin wat weigerachtig tegenover. Zou dit hun pedagogische taak niet in de war sturen?
Wat bleek? Eigenlijk was iedere betrokkene in het traject achteraf ongelooflijk tevreden. Leerkrachten hadden op geen enkel moment het gevoel hun ding niet te kunnen doen. Kinderen doorstonden de transitie veel gemoedelijker.
De aanpak is ook oudervriendelijker. Zeker wie het concept van een kleuterklas niet kende vanuit zijn eigen achtergrond, kreeg meer inzicht in de waarde van kleuteronderwijs
De aanpak is ook oudervriendelijker. Want jonge ouders hebben het net als kinderen vaak moeilijk met die overgang. Een kind van tweeënhalf vertelt nu eenmaal nog niet zo veel thuis. Het werkte voor hen geruststellend om te weten wat hun kind deed. Zeker wie het concept van een kleuterklas niet kende vanuit zijn eigen achtergrond, kreeg veel meer inzicht in de waarde van kleuteronderwijs.
‘Waarom doen we dit nu pas?’ vroegen alle partijen zich nadien af.”
Samenwerkingen tussen kinderdagverblijven en kleuterscholen nog in de kinderschoenen
Is het praktisch haalbaar om van die aanpak de norm te maken?
“In veel steden en grotere gemeentes is dit niet eenvoudig. Kinderen uit één crèche gaan nadien naar verschillende scholen uit de buurt. Er is nu al een personeelstekort in kinderdagverblijven en het kleuteronderwijs. Maar andere zaken zijn wel mogelijk. Ouders, in de mate dat hun eigen agenda het toelaat, ’s ochtends bij hun kinderen laten blijven, moet kunnen.
Het helpt voor veel kinderen ook om af en toe terug te kunnen naar het kinderdagverblijf. Even terug in het vertrouwde, veilige geeft hen de kans om op adem te komen en afscheid te nemen van de vorige fase. Het laat het stressniveau van die volgende stap even zakken, waarna kinderen met frisse moed kunnen starten.
Samenwerkingen tussen kinderdagverblijven en kleuterscholen bestaan op dit moment bijna niet structureel. Maar we zien wel al verschillende mooie initiatieven van lokale besturen.”
Kansrijk beginnen
“Dat is vooral voor niet-Nederlandstalige kinderen heel belangrijk. In grote groepen krijgen kinderen die de transitie niet goed gemaakt hebben en weinig Nederlands spreken automatisch minder taalkansen. Want als leerkracht voor een grote groep peuters, pik je automatisch sneller in op kinderen die de interactie zelf vragen, zichtbaar of dominant en taalrijk zijn. Zeker voor iedereen die nog maar net Nederlands begint te leren, is een goed wenbeleid nodig om kansrijk aan hun schoolcarrière te beginnen.
Kinderen, ouders en kinderdagverblijven worden op dit moment soms sterk onder druk gezet om een kind zindelijk en schoolrijp te maken. Eigenlijk moeten we naar het omgekeerde. Wat heeft een kind nodig?
Kinderen, ouders en kinderdagverblijven worden op dit moment soms sterk onder druk gezet om een kind zindelijk en schoolrijp te maken. Eigenlijk moeten we naar het omgekeerde. Wat heeft een kind nodig? Wat zijn zijn of haar behoeftes? En hoe organiseren we ons daarrond? We hebben meer te winnen bij een kindrijpe school dan bij een opgevoerde druk op gezinnen om kinderen op tijd schoolrijp te maken.”
Benieuwd naar het project? Bekijk het filmpje van VBJK.
Met dank aan Jan De Mets.
Ook interessant
- Binu Singh: “De stem van het jonge kind was voor velen lange tijd onbestaande”
- Alarm in de kinderopvang: ouders vertellen over hun ervaringen
- Crisis in de kinderopvang: “We moeten werk maken van basiscondities, maar dat gaat veel geld kosten”
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief (onderaan de homepage) om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!