Wat is een vlokkentest?
Een vlokkentest maakt geen deel uit van de gezondheidsonderzoeken die elke mama in spe tijdens haar zwangerschap zal ondergaan. Deze test wordt enkel afgenomen indien er een verhoogd risico is op bepaalde afwijkingen.
Met de vlokkentest kan men bepaalde genetische problemen zoals het syndroom van Down opsporen vanaf 11 à 12 weken zwangerschap.
Een vlokkentest zal pas uitgevoerd worden wanneer er sprake is van een verhoogd risico op chromosoomafwijkingen.
Wat is een chromosoomafwijking?
Een eicel en een zaadcel hebben elk 23 chromosomen. Na de bevruchting worden de kernen van beide cellen samengebracht en ontstaat een bevruchte eicel die dan 23 paren chromosomen (46 dus) bevat, net als elke andere cel in ons lichaam. De chromosomen bevatten de genen of met andere woorden, het erfelijk materiaal. Als tijdens de samensmelting van zaad-en eicel of tijdens de deling van de eicel iets misloopt in dit proces, spreken we van een chromosoomafwijking. Zo kan er een chromosoom te veel of te weinig zijn, of kan er een deel van een chromosoom (of een volledig chromosoom) samensmelten met een ander. De bekendste afwijking is het syndroom van Down.
Hoe verloopt de vlokkentest?
De arts neemt, met behulp van een echografie, met een naald vlokkenweefsel af via de buik. Dit zijn vlokken die zich aan de rand van het vruchtvlies bevinden en waar zich de placenta uit vormt. De prik is niet pijnlijk en is te vergelijken met een bloedafname. Daarna gaat het weefsel naar het labo voor onderzoek zodat men een analyse van het chromosomenpatroon kan maken.
Deze test wordt niet standaard uitgevoerd tijdens de zwangerschap omdat er een kleine kans op een miskraam bestaat.