“De gynaecoloog vroeg ons tot vier keer toe of we de zwangerschap niet wilden afbreken”
Toen Eva eindelijk zwanger raakte, hoorde ze dat het een kindje met het syndroom van Down. De zwangerschap afbreken was voor haar geen optie.
Haar oogjes stonden schuiner dan gewoon. Maar ze was prachtig. Onze dochter naar wie we zo lang hadden verlangd”
Eva (42): “We hadden alle hoop al opgegeven. Jarenlang probeerden we zwanger te geraken. Tevergeefs. Tot zo’n vijf jaar geleden. Toen die ene zwangerschapstest positief bleek, schreeuwden we het letterlijk uit van geluk. Zonder enige hulp bleek ik plots dan toch zwanger. Enkele dagen later wenste ook de gynaecoloog ons proficiat. Vijf weken zwanger was ik. En alles leek prima in orde. Ik herinner me nog dat Paul me vreemd aankeek toen de gynaecoloog heel voorzichtig over extra testen en een vruchtwaterpunctie begon.
‘Je ziet er zo ongelofelijk goed uit’, zei hij even later in de auto. ‘Ook ons kindje stelt het prima, daar twijfel ik niet aan.’ Maar omwille van mijn leeftijd was ik vastberaden. Dus maakte ik een afspraak voor een NIP-test waarmee je kunt nagaan of een kindje een chromosoomafwijking heeft. Eerder pro forma. Ook ik was overtuigd dat alles in orde was. Tot enkele dagen later de gynaecoloog me opbelde. Of we konden komen? Hoe eerder, hoe beter. Het klonk niet goed. En dat voorgevoel werd nog diezelfde avond bevestigd. Ons kindje had een verhoogde kans op het syndroom van Down.
Vanaf de vijftiende zwangerschapsweek was een vruchtwaterpunctie mogelijk. Dan zouden we het met zekerheid weten. Totaal van de kaart reden we naar huis. Paul was muisstil. En ik huilde omwille van deze onverwachte barst in ons geluk. Zo lang al verlangden we naar een kindje. Nu gingen ze ons dit geluk toch niet ontnemen? Toen ik enkele weken later de vruchtwaterpunctie onderging, was ik opvallend rustig. Alsof ik me al had verzoend met het allerergste. Intussen wisten we al dat het een meisje was. We gaven haar een naam. Ze hoorde al helemaal bij ons. En dat gevoel bleef toen het uiteindelijke verdict viel. Ons dochtertje had het syndroom van Down.
‘Of we de zwangerschap dan toch niet beter afbraken?’ vroeg de gynaecoloog ons. Wel vier keer kwam hij erop terug. ‘Bespaar jezelf en jullie kindje het leed’, ging hij verder. Ik wist niet wat ik hoorde. Het ging niet om zomaar een kind. Het ging om onze dochter. Paul en ik hadden steun verwacht, maar kregen die niet. Ook onze omgeving reageerde niet zoals we hadden gehoopt. Wat wilden we onszelf aandoen? Hoe konden we zo’n downkindje geboren laten worden? En eerlijk, heel even begon ik ook te twijfelen.
Bewust kiezen voor een kindje met een bepekering stoot op zoveel onbegrip. Alsof een kind met een handicap per se een ongelukkig kind is”
Maar toch bleef mijn moedergevoel overheersen. Ik was er zo van overtuigd dat Julia mij had gekozen om haar mama te zijn. Hoe kon ik haar dan in de steek laten? Het was aan mij om voor haar te zorgen en lief te hebben. Bewust kiezen voor een kindje met een beperking stoot op zoveel onbegrip. Alsof een kind met een handicap per se een ongelukkig kind is. Voor Paul en mij was het duidelijk: ons dochtertje was meer dan welkom. Julia werd enkele maanden later geboren. Haar oogjes zaten dichtgeknepen en waren nog gezwollen van de bevalling, maar ze stonden schuiner dan gewoon. Ze was prachtig. Onze dochter naar wie we zo lang hadden verlangd. En natuurlijk lag ik na de bevalling met gemengde gevoelens in dat ziekenhuisbed.
Paul en ik wisten dat we voor een iets moeilijker parcours stonden dan de meeste prille ouders. Bovendien voelden we dat ook het weinige bezoek dat we kregen vaak erg onwennig was. Snel even kijken naar de baby om het dan over iets helemaal anders te hebben. Niemand zei ons hoe mooi ze was. Alsof enkel Paul en ik dat zagen. Ik verlangde zo naar huis. Lekker met ons drieën. Geen vervelende blikken of nare opmerkingen. Het begin van een nieuw hoofdstuk in ons leven dat dag na dag alleen maar mooier zou worden.
Mensen kijk me soms vol medelijden aan als ik het haar door de stad wandel. Dat blijft zo kwetsend”
Julia is nu vier. Ze gaat naar de gewone kleuterschool. Een pienter meisje met heel veel vriendinnetjes. Als ik mijn kleine meisje zo tussen de andere kinderen zie lopen, ben ik best wel trots. Julia is een gelukkig kind. En wij zijn gelukkige ouders. Julia leerde ons dat je bepaalde dingen in het leven echt niet in de hand hebt. Ook al zal ze een andere weg gaan dan de meeste kinderen, toch ben ik zo blij dat ik haar op de wereld heb gezet. Julia heeft al zoveel harten geraakt. Ze doet ons lachen. Haar kusjes zijn de zachtste ter wereld. ‘Mama is lief’, zegt ze me vaak terwijl ze haar armpjes om me heen legt. Om dan snel weer over te gaan tot de orde van de dag en al huppelend verder door het leven te dansen.
Ja, mensen kijken weleens als ik met haar door de stad wandel. Intussen heb ik geleerd die blikken te negeren, maar het blijft moeilijk als mensen me vol medelijden aankijken. Het is kwetsend omdat Julia het mooiste is wat ons is overkomen. Paul en ik zijn daar zo dankbaar voor. Natuurlijk denken we aan de toekomst. Wat als Julia volwassen is? Hoelang kunnen we voor haar blijven zorgen? Maar zo ver vooruitkijken heeft geen enkele zin. Niemand heeft een glazen bol. Dus kunnen we maar beter genieten van elke dag. Het is helemaal oké om anders te zijn. Diversiteit kan zo mooi zijn. Ook dat heeft Julia ons geleerd.”
Tekst: Barbara Claeys
Nog meer pakkende verhalen:
- Mama Sara: “Een kind met een beperking is een voortdurend rouwproces, ik stoot steeds op nieuwe dingen die hij niet kan”
- Mijn verhaal: Kim kreeg een wonderkindje nadat ze de hoop opgaf
- Mijn verhaal: Kims dochtertje heeft cerebrale parese door een hersenbloeding na de geboorte
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief (onderaan de homepage) om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!