Tom de Cock over de adoptie van zijn dochter: “Voor mij is vader zijn een voorrecht”
Uitgesproken kinderwens
Tom de Cock: “Toen we aan ons avontuur begonnen wisten we natuurlijk dat het niet simpel zou zijn. Toch was er bij ons geen twijfel mogelijk: zowel ik als mijn man Maarten hadden zo’n uitgesproken kinderwens – een echte nestdrang om een gezin te stichten eigenlijk – dat we er wel aan móésten beginnen. Vrij snel ging ik online op zoek naar wat onze opties waren en kwam uit bij twee dingen: of we konden gaan voor pleegouderschap óf voor adoptie. Pleegouderschap verdween echter al snel naar de achtergrond, omdat we niet het gevoel hadden dat we op die leeftijd al stevig genoeg in onze schoenen stonden om een pleegkind de juiste omgeving én de juiste gezinsstructuur te bieden die het nodig heeft. “En dus werd het adoptie. Omdat buitenlandse adoptie voor twee mannen voorlopig helaas zo goed als onmogelijk blijft – in de meeste landen waarmee België een adoptie-overeenkomst heeft lopen, steken ze ons immers nog altijd liever achter tralies dan dat ze ons een kind zouden geven – meldden we ons aan voor een binnenlandse adoptieprocedure. In een eerste stap vul je de juiste formulieren in, waarna waarna er een voorbereidingstraject start met groepsgesprekken, getuigenissen en zelfs een bezoek aan de psycholoog.”
Therapeutische gesprekken: vooral waardevol
Tom: “Hoewel die gesprekken uiteraard confronterend kunnen zijn, vond ik ze vooral erg waardevol. Dankzij die tussenkomsten werden we als koppel, 5 jaar voordat ons kind zelfs nog maar geboren werd, immers al gedwongen om na te denken over dingen waar andere koppels in dat stadium waarschijnlijk helemaal niet bij stilstaan. Zo wordt er gepolst naar wat voor vader je wil zijn, naar de waarden die je graag wil doorgeven via je opvoeding en naar of je eventueel bereid zou zijn om je werk of eventuele promoties aan de kant te laten staan voor een kind?
“Hoewel die gesprekken uiteraard confronterend kunnen zijn, vond ik ze vooral erg waardevol.”
Tijdens een van de allereerste gesprekken werd ons bijvoorbeeld gevraagd om vijf negatieve eigenschappen van onszelf en van onze partner als opvoeder op te noemen. In de auto naar huis levert dat uiteraard knallende ruzie op, die zelfs nog een paar dagen lang is blijven nazinderen, maar wij hebben die ruzie wel gehad. Ik merk in mijn omgeving dat veel heterokoppels die net als wij in die periode aan kinderen wilden beginnen, maar die deze stappen dus niet éérst noodgedwongen hebben moeten doorlopen, nu op fundamentele verschillen of ontgoochelingen botsen. En dat niet altijd met een even gunstige afloop. Bovendien vind ik het niet meer dan normaal dat de adoptiedienst je als wensouders even op de rooster legt trouwens: ze vertrouwen je ook wel een van de belangrijkste taken toe die je als mens kan krijgen, je moet een kind gaan opvoeden.”
Mooie periode met warme mensen
Of het dan nooit zwaar geweest is om zo lang te moeten wachten tot hun kinderwens in vervulling kon gaan? Daarover kan het koppel duidelijk zijn: “Natuurlijk wel, maar dat wisten we toen we eraan begonnen en de uitkomst die we ervoor in de plaats kregen – onze dochter Jasmijn, die inmiddels zo’n 5 jaar bij ons is – is voor ons ontelbaar keer mooier en belangrijker dan alle moeilijke momentjes die we ervoor hebben moeten doorworstelen.”
“Dankzij het adoptieproces werden wij 5 jaar vóór de geboorte van jasmijn al gedwongen om na te denken over essentiële opvoedingsvragen.”
Bovendien kijkt het koppel ook op de hele adoptieprocedure zelf bijzonder positief terug: “Het is lang wachten, maar in dat wachten word je als wenskoppel in ons land wel op de best mogelijke manier begeleid. Alle mensen die voor de adoptiedienst werken doen dat écht met overtuiging en met een hart voor je persoonlijke verhaal. Uiteindelijk beleven ze deze intense en emotionele periode van hoop en verwachting ook van zó dichtbij, dat ze aan het einde van de rit echt vrienden geworden zijn.
“Het is zover!”: live in beeld
“Om maar een voorbeeld te geven: toen het na ongeveer 5,5 jaar wachten dan eindelijk zover was, en we het verlossende telefoontje kregen, was dat om een paar minuten na vier in de namiddag. Het uur waarop ik iedere dag aan mijn radioprogramma begon. De mensen van de adoptiedienst wisten dat uiteraard – ze weten na de hele procedure immers bijna meer van je dan je eigen ouders – en hadden speciaal gewacht met bellen tot dan. De adoptiedienst wist immers ook dat wij als koppel hadden afgesproken dat wanneer we eindelijk gebeld zouden worden met het grote nieuws, dat de éne partner dan tegen de persoon aan de lijn zou zeggen nog even te wachten met z’n uitleg tot hij de andere partner gecontacteerd én gevonden had om dan samen alle eerste info te krijgen.
“Maarten snelde door de VRT-gebouwen, om dan live op de video-stream van MNM de studio binnen te stormen met de boodschap: “Het is zover!””
Met die kennis in het achterhoofd belde de dienst speciaal naar Maarten in plaats van naar mij, die op dat eigenste moment in allerijl door de gebouwen van de VRT gesneld is, om dan live op de video-stream van MNM de studio binnen te stormen met de boodschap: “Het is zover!”. Dat moment hebben we nu voor altijd op beeld vastgelegd, en dat wilden de mensen op de dienst ons – en ook zichzelf toch niet ontzeggen (lacht).”
Lange wachttijd
Met heel veel zekerheid en een warm hart kunnen Tom en Maarten dan ook zeggen dat het adoptieproces in België zo vlot en zo rechtvaardig als mogelijk gebeurt: “De screenings en gesprekken op zich nemen niet zoveel tijd in beslag. Als het daaraan zou liggen, zouden ook homokoppels op een drietal maanden een kindje kunnen hebben. De lange wachttijden zijn er puur omdat er in ons land nu eenmaal niet zoveel kinderen voor adoptie worden opgegeven – en gelukkig maar. Per jaar zijn het er zo’n 21. En dat terwijl er permanent wel zo’n 300 tot 500 koppels op de wachtlijst staan. Daardoor loopt de wachttijd natuurlijk aanzienlijk op. Zelf hebben we zo’n 5,5 jaar moeten wachten, waarvan het laatste anderhalf jaar eigenlijk het lastigste was.” Tom: “Wanneer je bovenaan de wachtlijst gekomen bent, neem je plaats op de actieve wachtlijst: dat wil zeggen dat elk kindje dat vanaf dat moment voor adoptie opgegeven wordt, in principe voor jou is. Tenzij – en ook daar weer alle begrip voor deze procedure, want een kind afstaan is een van de moeilijkste dingen die er moeten bestaan in een mensenleven – de biologische moeder een bezwaar maakt tegen het koppel dat op dat moment op de eerste plaats staat, of er een andere reden is om iemand over te slaan – wanneer de biologische moeder te dicht bij het wenskoppel woont, bijvoorbeeld. Dat is bij ons weten een keer gebeurd toen wij op de eerste plek stonden: op een gegeven moment kregen we telefoon van een mama die een paar plekken onder ons op de wachtlijst stond. Ze was die dag gebeld door de adoptiedienst: er was een kindje voor hen. Het eerste dat die vrouw blijkbaar te binnen schoot op dat moment, was: ‘Oh nee, hoe ga ik dat aan Maarten en Tom vertellen’. Om ook maar weer te zeggen hoe hecht de band wordt, met andere koppels die in hetzelfde schuitje zitten.”
Mentale opdoffer
“Dat was voor ons toch even een klein mentaal opdoffertje. We waren uiteraard erg blij voor het bevriende koppel, maar hebben uit zelfbehoud toch eventjes afstand moeten nemen toen. Ook wat het wachten zelf betrof, werd het op dat moment erg zwaar, want in feite stond ons leven toen al een jaartje of wat ‘on hold‘: je kunt op je werk geen grote projecten meer aannemen, want mocht je kind plots komen, dan wil je natuurlijk niet vastzitten in één of ander langlopend traject, je kunt geen al te grote beslissingen meer nemen en bij elk belletje van gsm trekt je hart toch even samen. Dat 24 op 24: dat wordt toch zwaar.
“je kunt geen al te grote beslissingen meer nemen en bij elk belletje van gsm trekt je hart toch even samen. Dat 24 op 24: dat wordt toch zwaar.”
We zijn er op dat moment dan ook even tussenuit geknepen: een all-in vakantie in een Turks hotel vol zatte Russen om even alles los te laten. Toen we terug in België kwamen, bleek dat eigenlijk ook gelukt: we schoven alle kinderspullen in één kamer en lieten het leven weer een beetje op ons afkomen zoals voorheen. Toen het verlossende telefoontje zo’n half jaar later dan toch kwam, vielen we na al die tijd dan in feite toch nog uit de lucht (lacht).”
Over het groeiende ‘vadergevoel’
Over het allereerste moment dat hij zijn dochter in z’n armen hield, wil Tom geen doekjes winden: “Een instant vadergevoel had ik niet, maar dat lijkt me normaal. Ik weet natuurlijk niet of biologische ouders wel instant een connectie voelen met hun pasgeboren baby, maar ik heb mijn kind moeten leren kennen en bij elk stukje dat erbij kwam, werd de band een beetje hechter en groeide de liefde een stukje meer. Een sleutelmoment daarbij, was de allereerste keer dat Jasmijn mij als baby echt herkende: dat moment waarop je voelt dat de liefde tussen jou en je kind wederzijds is. Dat is onbeschrijfelijk. Vandaag voelt Jasmijn absoluut als mijn eigen vlees en bloed – of hoe druk je dat dan uit? – en zie ik haar liever dan eender wie ter wereld.
“De eerste keer dat je baby je écht herkent, en je voelt dat de liefde tussen jou en je kind wederzijds is, is onbeschrijfelijk.”
Ik heb trouwens de indruk, dat nét doordat de weg naar het vaderschap voor ons niet zo vanzelfsprekend was, we de band met ons kind ook extra intens beleven. Voor ons voelt vader mogen zijn, echt aan als een voorrecht. Zelfs de kleinste onbenullige dingen of taakjes die andere ouders misschien vervelend vinden – zoals je kind ophalen aan de schoolpoort of een pamper verversen: ik doe het allemaal met plezier! Jasmijn is nu vijf en sinds kort wil ze ’s morgens geen hulp meer bij het aankleden: ik vind het nu al jammer dat ze mij daarvoor nier meer nodig heeft (lacht).”
“Ik heb trouwens de indruk, dat nét doordat de weg naar het vaderschap voor ons niet zo vanzelfsprekend was, we de band met ons kind ook extra intens beleven.”
Over opvoeden en waarden meegeven
Over hoe de rollen in het gezin verdeeld zijn en wat voor vader hij graag wil zijn, kan Tom ook duidelijk zijn. “Doordat er in ons gezin nu eenmaal twee mannen zijn en er dus bij voorbaat niemand stereotypisch gedoemd is om de afwas te doen of om voor het eten te zorgen, zoals dat in veel traditionele gezinnen helaas misschien nog wel het geval is, delen wij het huishouden gewoon perfect door twee. Soms kook ik, soms kookt mijn man, etc. Wat ik wel merk, is dat ik duidelijk het zorgzame type ben – denk echt categorie ‘overbezorgd en helikopterouder’ (lacht) – en dat Maarten iets meer de ‘nuchtere vader’ is. Die aanpak werkt uiteraard ook omgekeerd: heeft Jasmijn nood aan troost of aan een knuffel, dan zal ze eerder naar mij toetrekken, dan naar hem.
“Het einddoel van onze opvoeding? Jasmijn zo ‘juist geharnast’ mogelijk aan de start van het leven krijgen.”
Wat de opvoeding van Jasmijn betreft, ziet Tom zich samen met zijn man als een team dat elkaar goed aanvult. “Ik ben meer het emotionele, impulsieve en creatieve type en Maarten eerder het intelligente, beredeneerde en rustige type. De rots in de branding eigenlijk.” Wat ze hun dochter vooral willen meegeven in die opvoeding? “Allereerst willen we voor Jasmijn een warme thuis zijn: een plaats waar ze altijd heen kan en graag gezien wordt. Het einddoel van onze opvoeding is denk ik om haar zo juist geharnast als mogelijk aan de start van het leven te krijgen: niet te zwaar, zodat ze wantrouwig staat tegenover de wereld, maar ook niet te licht zodat ze bij het eerste duwtje omver ligt. Meer kun je als ouder niet doen, denk ik? “De waarden die ik haar graag zou bijbrengen, zijn empathie, openheid, mededogen en goedheid voor andere mensen. Ik heb bijvoorbeeld een zus die slechtziend is, ik vind het erg belangrijk dat Jasmijn van kinds af aan leert dat ze die bij de hand moet nemen om haar te helpen als dat nodig is. Daarnaast willen we het als adoptie-ouders natuurlijk ook extra goed doen.”
Wat als Jasmijn ooit de behoefte krijgt om haar biologische mama te ontmoeten?
Tom: “Dan staan wij daar zeker voor open: we zullen Jasmijn nooit dwingen om haar biologische moeder te leren kennen, maar als zij dat wil, zullen we haar daar zeker in steunen. Ook wettelijk gezien is in dat opzicht vandaag alles mogelijk: in principe zou Jasmijn zelfs nú al bij de adoptiedienst terecht kunnen, mocht ze meer willen weten over haar biologische ouders. De tijd dat kinderen op hun 18 eventjes bij hun ouders geroepen werden voor ‘dé uitleg’ is gelukkig al lang passé: we zijn zo open mogelijk over Jasmijns afkomst en over het feit dat ze geadopteerd werd, ook al is ze nog maar vijf. Op termijn zou dat voor ons trouwens ook nogal moeilijk te verbergen zijn, aangezien er in ons gezin nergens een ‘moeder’ rondloopt, en Jasmijn ook nog eens half Aziatische roots heeft ook (lacht). Af en toe stelt Jasmijn al weleens een vraag over haar ‘mama’, maar die vragen komen sporadisch en één per één.” Voordat Jasmijn bij ons terechtkwam, verbleef ze nog tien weken in een pleeggezin. Ergens in ons huis hebben we een kluisje met daarin alle herinneringen aan Jasmijns bestaan zonder ons: de foto’s van haar als baby vlak na de bevalling in het ziekenhuis, het bandje dat ze daar rond haar arm droeg en een paar eerste spulletjes. Die bewaren we tot de dag dat Jasmijn misschien zal willen weten hoe en waar ze precies geboren werd.” Beelden: Instagram Tom de Cock.
Meer lezen over vaderschap, adoptie en pleegzorg:
- Kinderwens bij holebi’s: als kinderen niet zo vanzelfsprekend zijn
- Adoptie: hoe gaat dat in z’n werk?
- 12x dit kan je verwachten als kersverse papa
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief (onderaan de homepage) om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!