Zwangerschapsonderzoeken: de vlokkentest en vruchtwaterpunctie
De vruchtwaterpunctie noch de vlokkentest maken standaard deel uit van de gezondheidsonderzoeken die elke toekomstige mama tijdens haar zwangerschap zal doorlopen. Ze worden enkel afgenomen als er een verhoogd risico is op bepaalde afwijkingen. Tekst en uitleg.
Vlokkentest en vruchtwaterpunctie: op zoek naar chromosoom-afwijkingen
Van de vlokkentest en vruchtwaterpunctie is pas sprake als er een verhoogd risico is op eventuele chromosoomafwijkingen. Een van die risico-verhogende factoren is ondermeer de leeftijd van de mama. In de regel wordt er aan een mama die de 35 voorbij is, voorgesteld een dergelijke test te laten afnemen.
Wat zijn dan wel chromosoomafwijkingen?
Een eicel en een zaadcel hebben elk 23 chromosomen. Na de bevruchting worden de kernen van beide cellen samengebracht en ontstaat een bevruchte eicel die dan 23 paren chromosomen (46 dus) bevat, net als elke andere cel in ons lichaam. De chromosomen bevatten de genen of met andere woorden: het erfelijk materiaal. Als tijdens de samensmelting van zaad-en eicel of tijdens de deling van de eicel iets misloopt in dit proces, spreken we van een chromosoom-afwijking. Zo kan er een chromosoom te veel of te weinig zijn, of kan er een deel van een chromosoom (of een volledig chromosoom) samensmelten met een ander. De bekendste afwijking hierbij is het syndroom van Down. Maar ook problemen bij de vorming van de neurale buis (een buis die rond de vierde week evolueert uit de neurale plaat en die later uitgroeit tot het ruggenmerg en de hersenen) hebben hier mee te maken. Een open ruggetje of een open hoofdje kunnen het gevolg zijn.
Waarom worden die testen dan niet standaard uitgevoerd?
Omdat er bij beide testen een kleine kans op een miskraam bestaat.
De vruchtwaterpunctie bestaat uit het nemen van een staal van het vruchtwater (via een naald in de buik). Dankzij dit staal kan vervolgens nagegaan worden of er eventueel een chromosoomafwijking is. De vruchtwaterpunctie geschiedt meestal rond de zestiende week maar het duurt nog een aantal weken vooraleer uitsluitsel kan worden gegeven of er al dan niet een afwijking is.
Bij de vlokkentest wordt vaginaal of via de buikwand wat chorionweefsel (chorionvlokken) afgenomen. Dit zijn vlokken die zich aan de rand van het vruchtvlies bevinden en waar zich de placenta uit vormt. Met het weefsel kan zeer snel een analyse van het chromosomenpatroon worden gemaakt. Reeds na een elftal weken kan uitsluitsel worden gegeven over een mogelijke afwijking. Anderzijds is de kans op een miskraam groter dan bij een vruchtwaterpunctie.