Mijn verhaal: Christel adopteerde 2 kinderen met een handicap
Pavitra en Steffia werden geboren met een handicap. Pavitra zonder benen, Steffia zonder benen en armen. Maar toch twijfelden Christel en haar man geen seconde om hen in huis te nemen.
Christel (59): “Ik heb altijd geweten dat ik vier kinderen wilde. Maar toen mijn man en ik klaar waren voor gezinsuitbreiding, wilde de natuur niet meewerken. De dokters raadden ons aan om het via ivf te proberen. Wel twintig pogingen hebben we ondernomen. En elke keer was er die hoop: ‘Deze keer gaat het wél lukken.’ Toen ik na de zoveelste poging een buitenbaarmoederlijke zwangerschap kreeg en moest geopereerd worden, begonnen mijn man en ik te beseffen dat we stilaan andere opties moesten overwegen. Zo kwamen we bij adoptie uit. Met de hulp van een adoptiebureau werden we achtereenvolgens de trotse ouders van een prachtige zoon en dochter uit India.
“Ze verklaarden ons voor gek, dat we twee kindjes met zo’n zware handicap wilden adopteren. Maar hoe meer tegenwind we kregen, hoe koppiger we doorzetten.”
Ons geluk kon niet op, maar na een tijdje begon het toch weer te kriebelen: waarom proberen we niet nog eens zelf? Dankzij ivf raakte ik opnieuw zwanger, maar al na enkele weken kreeg ik een miskraam en moest ik een zware hormonenkuur volgen. Voor mijn man was de maat vol: ‘We stoppen ermee, dit is niet meer gezond voor je lichaam.’ En toch voelde ons gezin nog niet compleet. Mijn man dacht er net hetzelfde over, dus gingen we opnieuw met een adoptiebureau praten. Zij kwamen deze keer met een opmerkelijk verzoek: of we het misschien zagen zitten om een weeskindje met een handicap te adopteren? Waarom niet?, dacht ik. Mijn man en ik waren allebei gezond, we verdienden goed onze boterham en ons huis konden we altijd laten verbouwen om het rolstoelvriendelijk te maken. Maar toen we onze vrienden en familie over onze nieuwe adoptieplannen vertelden, verklaarden die ons voor gek. Mijn moeder vroeg letterlijk of ik zot was geworden: ‘Waarom zou je zo’n zware last, van een wildvreemde dan nog, op jou nemen?’ Ook mijn collega’s begrepen het niet. Ze dachten zelfs dat we het voor het geld deden. Alsof je betaald wordt om een kind met een handicap te adopteren! Maar des te meer tegenwind we kregen, des te koppiger ik doorzette. Zo ben ik nu eenmaal: als iemand me zegt dat ik iets niet kan, zal ik het alleen maar harder proberen.
Na een paar maanden kregen we eindelijk een telefoontje van het adoptiebureau: ze hadden een weeskindje voor ons in India gevonden. Ze heette Pavitra, was vier jaar en geboren met een zware handicap: ze had geen benen, haar lichaam stopte vlak onder haar rompje. Maar toen ik haar foto zag – die mooie zwarte haren, die lieve oogjes – was ik meteen verkocht. Dit was onze dochter! Na een halfjaar mocht ik Pavitra in het weeshuis in India gaan halen waar ze door haar moeder was achtergelaten.
“Meestal zijn het volwassenen die staren of roepen, niet jonge kinderen. Als moeder heb ik echt een olifantenvel moeten kweken om met mijn twee dochters over straat te wandelen”
Eenmaal thuis in België deden we er alles aan om Pavitra een warme, veilige thuis te geven. We verbouwden ons huis en installeerden een aangepast toilet en een inloopdouche. We vervingen alle deuren door klapdeuren, zodat ze zelf gemakkelijk door het huis kon bewegen. Tot mijn grote vreugde voelde Pavitra zich meteen thuis bij ons. Na een tijdje begon ik opnieuw te dromen: een vierde adoptiekindje zou ons gezinsgeluk pas echt compleet maken. Omdat alles zo vlot verliep met Pavitra, besloten we opnieuw om alle opties open te laten. Elk kindje zou weer welkom bij ons zijn, ook eentje met een zware handicap. Na een halfjaar hoorden we terug van het adoptiebureau. Ze hadden een meisje voor ons gevonden in India, maar ze waarschuwden ons wel meteen: het meisje, Steffia, was geboren zonder benen én zonder onderarmen. We moesten dus goed nadenken voor we ‘ja’ zeiden. Maar toen ik haar foto zag, werd ik opnieuw helemaal verliefd. Steffia’s glimlach was zo ontwapenend, daar kon ik gewoon geen ‘nee’ tegen zeggen. Toen ik haar ging ophalen in het weeshuis, voelde ik wel meteen dat er iets niet pluis was met die plek. Ik kreeg geen enkel ander weeskindje te zien en werd haastig naar een kleine, kale kamer geleid, waar Steffia hulpeloos op een bedje lag. Niemand die met haar speelde of zich om haar bekommerde. De verzorgers zetten Steffia hardhandig op een tafel voor mij: ‘Zeg eens het alfabet op voor deze mevrouw.’ Ze hadden dat er bij haar in gedramd, alsof ze een circusaapje was dat een kunstje opvoerde. Het was duidelijk dat de verzorgers haar niet goed hadden behandeld, daar in dat weeshuis.”
Net zoals andere kinderen
“Eenmaal in België leek Steffia gelukkig snel te ontspannen. Ze was een heel vrolijk kind, dat iedereen meteen inpakte met haar ontwapenende lach. Ondertussen waren we volop op zoek naar een school voor onze meisjes. Maar die zoektocht liep minder vlot dan verhoopt. We waren van plan om Pavitra bij de school hier in de buurt in te schrijven. Maar toen ik op de inschrijvingsdag met haar in haar rolstoel kwam aanrijden, voelde ik meteen dat we niet welkom waren. De schooldirecteur was heel onvriendelijk en vuurde allerlei vragen op ons af: ‘Wat als uw dochter naar het toilet moet? Wie gaat dat regelen? En wat als er iets met haar gebeurt?’ Hij vroeg Pavitra ook botweg om haar naam op een papier te schrijven, omdat hij dacht ze ook een mentale beperking had. Ik werd steeds kwader en dacht: als je mijn dochter nu al zo slecht behandelt, hoe gaat het dan zijn als ik niet in de buurt ben? Geen minuut langer wilde ik nog in de buurt van die man blijven. We zijn dan maar bij een andere school in de buurt gaan aankloppen. De directrice daar toonde gelukkig wél begrip voor onze situatie. Ze stelde zelfs voor om een traplift te installeren voor Pavitra, zodat ze makkelijker in de klas zou geraken. Ook Steffia was welkom op haar school. Dat was natuurlijk nog minder vanzelfsprekend: door haar zware handicap heeft zij veel ondersteuning nodig van leerkrachten en verzorgers. Ze kon niet alleen naar het toilet en moest ook elke middag verzorgd worden. Ik ben die directrice nog steeds dankbaar voor de kansen die ze mijn twee dochters gegeven heeft. Zonder haar begrip en engelengeduld waren ze waarschijnlijk nooit naar een gewone school kunnen gaan.
Ook buiten de schooluren wilde ik mijn twee dochters zo onbezorgd mogelijk kind laten zijn: sportclubs, hobby’s, verjaardagsfeestjes… Dat was niet altijd makkelijk. Sommige ouders van klasgenootjes durfden Steffia en Pavitra niet bij hen thuis uit te nodigen. Want wat als ze bijvoorbeeld naar het toilet moesten? Maar ik vond het niet erg als ouders met zulke vragen naar me toe kwamen. Liever dat, dan dat ze mijn dochters bij voorbaat niet uitnodigden. Dat vond ik veel triester. Op school werden Pavitra en Steffia gelukkig snel aanvaard door de andere kinderen. Omdat hun leeftijdsgenootjes al van jongs af aan gewend raakten aan hun handicap, zagen ze die na een tijd niet eens meer. Zo was Steffia een keertje haar elleboogbandjes thuis vergeten, die ze nodig heeft om te eten. ‘Niet erg,’ zei ze toen ze van school terugkwam, ‘mijn vrienden hebben me deze middag dan maar gevoederd.’ Toen ze wat ouder werden, werd het contact soms wel moeilijker. Toen Pavitra veertien was, is ze eens huilend van school teruggekomen. Ze had tijdens de turnles een tien op tien gekregen voor handstand, omdat ze heel sterke armspieren heeft. Maar een paar klasgenootjes hadden dat niet eerlijk gevonden: ‘Ik wil ook zo’n handicap, als ik dan een tien voor turnen krijg’, zeiden ze. Zo’n pubers flappen er natuurlijk van alles uit, maar bij Pavitra hakte die opmerking er diep in.”
Ik merk wel vaker dat jonge kinderen Pavitra en Steffia bijna nooit lastigvallen. Meestal zijn het net de volwassenen die hen, 19 en 20 zijn ze vandaag, op straat aanstaren of naroepen. Als moeder heb ik echt een olifantenvel moeten kweken om met mijn twee dochters over straat te wandelen. Ik probeer hen ook te wapenen tegen de starende blikken van andere mensen: ‘Kijk gewoon terug, of vraag hen of er iets scheelt.’ Maar dat vergt natuurlijk veel moed. Mijn dochters voelen zich sowieso al bekeken op straat. Als ze dan ook nog eens een scène moeten maken, voelen ze zich helemaal niet meer op hun gemak. Als moeder heb je op zulke momenten de reflex om je dochters in bescherming te nemen.
Toch probeer ik hen al van jongs af aan los te laten, zodat ze zichzelf uit de slag leren te trekken. Als dat niet lukt, mogen ze me natuurlijk om hulp vragen. Maar ze moeten het eerst zelf proberen. In kledingwinkels praten de verkoopsters bijvoorbeeld vaak over hun hoofd heen, met mij: ‘Welke maat heeft uw dochter?’. Dan hou ik me expres van den domme: ‘Geen idee, mevrouw, vraag het mijn dochter anders eens zelf.’ Zulke dingen gaan lijnrecht tegen mijn moederinstinct in, maar ik doe het toch. Omdat ik weet dat mijn dochters daar later de vruchten van zullen plukken, als ik er niet meer ben.
Om hen zo zelfstandig mogelijk te maken, hebben we Pavitra en Steffia bijvoorbeeld als kleuters al naar de sportclub gestuurd. Vandaag zijn ze allebei zo’n goeie zwemmers dat ze mogen meetrainen voor de Paralympics van 2020. Pavitra is ook een echte klimfreak, net als ik trouwens. In het weekend gaan we vaak samen rotsklimmen in de Ardennen. Dat vinden we allebei geweldig. Dankzij al die beweging zijn Pavitra en Steffia enorm soepel geworden. Steffia kan zich zelfs helemaal alleen, zonder onze hulp, aankleden. Hier in huis gebruiken ze hun rolstoel ook bijna nooit. Na een schooldag parkeren ze die gewoon in de gang, en bewegen ze zich op eigen houtje van hun kamer naar de living, en weer terug. Geloof het of niet, maar als Pavitra hier door het huis ‘loopt’ op haar armen, kan ik haar nauwelijks bijbenen.”
“Acht jaar geleden werd er bij mij een tumor ontdekt. Daar sta je dan, met twee gehandicapte kinderen in huis. Met alles had ik rekening gehouden: geld, verbouwingen… Maar niet dat ik zélf hulpbehoevend zou worden”
Donkere periode
Als gezin zijn we altijd heel gelukkig geweest. Maar ook wij zijn niet gespaard gebleven van onverwachte tegenslagen. Acht jaar geleden werd er bij mij een tumor ontdekt op één van mijn rugzenuwen. Daar sta je dan, met twee gehandicapte kinderen in huis. Bij hun adoptie dacht ik dat ik met alles rekening had gehouden: geld, verbouwingen, een school vinden… Zélf hulpbehoevend worden, daar denk je gewoonweg niet aan als je jong bent. Tot overmaat van ramp werd bij de operatie een zenuw geraakt, waardoor ik ook in een rolstoel belandde. Ik verging van de rugpijn, werd gek van het idee dat ik mijn dochters niet meer kon verzorgen. Ik ben echt geen opgever, maar toen ben ik door een donkere periode gegaan. Toch moest en zou ik me door de loodzware revalidatie worstelen. De dokters hadden voorspeld dat het drie jaar zou duren voor ik weer de oude was. Maar ik ben er veel sneller doorgekomen. Ik putte veel kracht uit mijn dochters: hoe sneller ik er weer voor hen kon zijn, hoe beter. Ondertussen vertroetelden zij mij voor een keertje. Pavitra masseerde elke avond urenlang mijn stramme rug en benen, zodat ik zonder pijn kon gaan slapen. Na een dik jaar was ik er weer bovenop en kon ik opnieuw zelfstandig lopen. Mijn ziekte heeft me wel doen beseffen dat ik volop van het leven moet genieten. Ik wil bijvoorbeeld nog graag enkele verre landen zien. Wij hebben het met onze dochters geprobeerd, deze zomer hebben we met hen een rondreis door Polen gemaakt. Maar na vier weken rondzeulen met hun rolstoelen, kwamen mijn man en ik doodvermoeid thuis. Wil ik echt een ontspannende reis, zullen mijn man en ik het dus met twee moeten doen, maar wat dan met de meisjes? Pavitra zegt dat ze gerust een paar weken voor zichzelf en haar zus wil zorgen, maar met die verantwoordelijkheid wil ik haar nog niet opzadelen. Voorlopig bergen we die reisplannen dus nog even op.
Stiekem ben ik als moeder wel apetrots als Pavitra zich zo zelfredzaam opstelt. ‘Wat hebben we onze dochters toch goed opgevoed’, denk ik dan. Al heb ik ook veel van hén geleerd. Als jonge vrouw was ik enorm verlegen, meestal liet ik mijn man het woord voeren. Dankzij Pavitra en Steffia heb ik geleerd om voor mezelf op te komen, om te vechten voor mijn idealen. Nu moet mijn man me soms zelfs tot de orde roepen: ‘Zwijg nu maar gewoon, schat, laat het los.’ Ook Pavitra schaamt zich soms als ik uitvlieg tegen iemand die haar onheus heeft behandeld. Maar ik pik het niet, die gemene opmerkingen. Dat heb ik in het verleden al veel te vaak gedaan. Ik weet nog goed dat ik mijn kinderen eens mee naar kantoor had genomen, zodat ze konden zien waar mama elke dag ging werken. Toen een van mijn bazen hen in het oog kreeg, beet hij me toe: ‘Met zoiets moet je hier niet aankomen.’ Die opmerking raakte me zo diep in mijn moederhart. Woedend was ik. Maar ik heb gezwegen, omdat ik geen problemen wilde met mijn baas. Vandaag zou ik zoiets niet meer laten passeren. Als een buschauffeur mijn dochters nu hulp weigert bij het uitstappen, krijgt De Lijn sowieso een klachtenbrief in de bus. Of als een museum zegt dat het rolstoelvriendelijk is, maar mijn dochter niet toelaat ‘omdat haar rolstoel strepen kan maken op parket’, ga ik gegarandeerd protesteren. Dat doe ik voor Steffia en Pavitra. En voor alle andere mindervalide kinderen die na hen die bus willen nemen of een museum willen bezoeken. Meestal krijg ik een standaard briefje terug als antwoord op zulke klachten. Sommige bedrijven antwoorden gewoon helemaal niet. Die botheid, die onverschilligheid, daar kan ik echt kwaad van worden. Waarom hebben mensen niet wat meer begrip voor mijn kinderen? De maatschappij laat ons nog al te vaak in de kou staan. Daarom blijven mijn dochters en ik afhankelijk van de goedheid van individuen: een lieve lerares die Steffia koppig blijft verzorgen als ze een toiletongelukje heeft. Zelfs al zegt haar directeur dat ‘dat niet tot haar takenpakket behoort’. Of ons favoriete ijssalon hier in de stad, dat meteen plaats maakt als ze ons met onze rolstoelen zien aankomen. Hartverwarmend vind ik dat. Maar voor elk restaurant waar ze ons met de glimlach ontvangen, zijn er ook tien waar ze ons buiten kijken. Als we met onze dochters gaan uitwaaien op de zeedijk van Oostende, zie ik soms andere gezinnen bij een restaurant staan twijfelen: ‘Staat er iets op de menukaart naar onze goesting?’ Dan breekt mijn hart een beetje. Want wij zijn al lang blij als we een restaurant vinden dat ons binnenlaat.”
Pannenkoeken als ontbijt
“Dus nee, makkelijk was het niet altijd, maar nog nooit heb ik één seconde spijt gehad van mijn keuze om twee gehandicapte kinderen te adopteren. Ik zie mijn kinderen alle vier doodgraag. Ik kan me intens gelukkig voelen als we hier samen in de zetel zitten. Want dat lijken mensen vaak te vergeten: dat ik, net als elke andere moeder, ook veel warmte en affectie terugkrijg van mijn dochters. Pavitra en Steffia zijn bijvoorbeeld echte knuffelaars. Ook nu ze al wat ouder zijn, gaan ze nooit slapen zonder een kruisje op hun voorhoofd van papa en een zoen van mama. En ’s ochtends gaan ze nooit de deur uit zonder een warme knuffel. Natuurlijk hebben mijn man en ik ons de voorbije jaren voor hen uit de naad gewerkt. Tot hun twaalfde gingen we bijna elk jaar met hen door de bergen trekken. Gewoon, op onze rug, in een draagzak. Onze ruggen zijn daardoor zo versleten dat we allebei een zware operatie hebben moeten ondergaan. Maar ik kan het gewoon niet laten om hen te vertroetelen. Ook nu ik bijna zestig ben, sta ik om zes uur op om pannenkoeken te bakken voor mijn jarige dochters. De glimlach die je krijgt voor zo’n klein gebaartje: daar doe je het als moeder toch voor?
“Als we met z’n allen in de zetel zitten, voel ik me zo gelukkig. Mensen vergeten vaak dat ik, net als andere moeders, ook veel warmte terugkrijg”
Onlangs hebben we hier thuis de twintigste en negentiende verjaardag van Pavitra en Steffia gevierd. Plots besefte ik dat mijn dochters stilaan volwassen vrouwen worden. Door hun kleine gestalte vergeet ik dat weleens. Het zijn wel echt twee totaal verschillende karakters geworden. Steffia is het stralende zonnetje in huis, altijd vrolijk en goedgezind. Ze gaat ook zo mooi om met haar beperking: ‘Ik ben niet anders, ik ben uniek: zoals mij is er maar eentje’, zegt ze vaak. Pavitra heeft altijd meer moeite gehad om haar handicap te aanvaarden en de buitenwereld te vertrouwen. Nu ze ouder wordt, worstelt ze ook steeds vaker met het feit dat ze geadopteerd is. Ze zou graag naar India reizen om te begrijpen waarom haar biologische moeder haar heeft achtergelaten in dat weeshuis. Maar ik ben bang dat ze daar alleen maar teleurgesteld van zal terugkomen. Mijn dochters zien hun leeftijdsgenoten momenteel ook volop de wijde wereld intrekken: op kot gaan, nieuwe vrienden ontmoeten, verre reizen maken… Soms ben ik bang dat ze te hard op hun eigen grenzen gaan botsen. Steffia droomt volop van een carrière bij de radio. Maar zal ze die studies wel aankunnen?
Wat als…
Ook op liefdesvlak hebben mijn dochters het niet zo makkelijk als andere meisjes van hun leeftijd. Pavitra heeft lange tijd een vriendje gehad, maar uiteindelijk heeft hij het toch uitgemaakt. Ik vermoed dat zijn ouders daar voor iets tussen zaten. Hun andere zoon had ook een beperking, dus ze wisten hoe zwaar dat op de omgeving kan wegen. Toch blijf ik hopen dat mijn dochters ooit een ‘normale’ relatie zullen hebben. Al moet hun partner dan wel voorbij hun handicap kunnen kijken.
Het idee dat mijn dochters een goede partner hebben, zou me gemoedsrust geven. Mijn man en ik zijn allebei niet meer van de jongsten. Wat zal er met onze dochters gebeuren als wij niet meer voor hen kunnen zorgen? Hun oudere broer en zus kunnen we moeilijk met die zorg opzadelen: zij hebben ondertussen de handen vol met hun eigen leven, hun eigen gezinnetje. Pavitra kan in principe zelfstandig gaan wonen, maar voor Steffia is dat helaas geen optie. Zij zal altijd iemand nodig hebben die haar in de keuken en op het toilet helpt. We hebben al voorzichtig gepolst of we haar al op een wachtlijst mogen zetten voor begeleid zelfstandig wonen. Die wachtlijsten zijn echt verschrikkelijk lang, dus we willen daar niet te lang mee wachten. Maar voorlopig voelt Steffia zich daar nog niet klaar voor. Niet omdat ze bang is dat ze niet zelfstandig genoeg is, ze vreest net dat die begeleiders haar te veel gaan betuttelen. Als we het over de toekomst hebben, zegt Pavitra weleens half lachend: ‘Waarom blijven Steffia en ik niet gewoon hier wonen, als jullie ooit naar een rusthuis moeten? Jullie hebben dit huis toch speciaal voor ons gebouwd?’ Ik lach dan mee, maar stiekem denk ik ook: als mijn meisjes daar gelukkig van zouden worden, waarom niet?”
Tekst: Margot Kennis
Meer sterke verhalen:
- Mijn verhaal: via een NIP-test ontdekte Eva dat ze zwanger was van een downkindje
- Mijn verhaal: alleenstaande tweelingmama Esther raakte haar partner kwijt
- Mijn verhaal: Ellen was extreem misselijk tijdens haar zwangerschap
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief (onderaan de homepage) om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!