Scheelzien: wat is het en wat doe je eraan?
De eerste weken na de geboorte kan een baby nog niet scherp zien en kijkt hij af en toe behoorlijk scheel. Geen zorgen, de ogen van je kind moeten nog leren om goed met elkaar samen te werken. Merk je dat je kind continu scheel kijkt? Dan kan er meer aan de hand zijn.
‘Scheelzien’: wat is dat juist?
Men spreekt over scheelzien, of strabismus om het in medische termen te zeggen, wanneer de beide ogen onbedoeld niet op hetzelfde punt gericht staan.
Er zijn verschillende vormen van strabismus:
- Wijkt het rechteroog bijvoorbeeld af om dubbelzien te voorkomen? Dan zal het kind enkel het beeld dat door het rechteroog geregistreerd wordt, behouden. Een dergelijke aandoening noemt men amblyopie of een ‘lui oog’. Het ‘luie oog’ ontwikkelt zich niet naar behoren en verliest na een tijd zijn visueel vermogen.
- Ook ‘klein strabisme‘ is een veelvoorkomende afwijking. Daarbij proberen de hersenen twee licht verschillende beelden te registreren die de ogen op verschillende plaatsen van de beide netvliezen hebben opgenomen. Helaas valt klein strabisme moeilijker op te sporen dan amblyopie.
Hoe weet je of je kind scheelziet?
Een grote afwijking is uiteraard duidelijk zichtbaar. Maar soms kijkt een kind het ene moment scheel en het andere niet. Sommige kinderen kijken alleen scheel als ze moe zijn. Een kind dat scheel is, knijpt soms een oog dicht of houdt een hand voor het oog om beter te zien. Er zijn ook kleine afwijkingen die niet of nauwelijks opvallen. De gevolgen zijn echter gelijk.
Daarom wordt bij alle kinderen de stand van de ogen en de gezichtsscherpte systematisch nagekeken. Dat gebeurt in het consultatiebureau van Kind & Gezin op de leeftijd van 12 en 24 maanden. Het controleren van de oogstand met speciale tests maakt ook deel uit van het jaarlijkse oogonderzoek door het CLB in het eerste en tweede jaar van de kleuterschool (leeftijd 3 en 4 jaar) en het eerste jaar van het lager onderwijs (leeftijd 6 jaar). Als de CLB-arts een afwijking vaststelt of twijfelt, zal hij doorverwijzen naar een oogarts voor verder onderzoek.
Het ‘zit in de familie’
Scheelzien wordt het meest gezien bij kinderen tussen 4 en 6 jaar. Het komt vaker voor bij kinderen die verziend zijn. Scheelkijken komt ook vaker voor bij kinderen waarbij in de familie ook andere mensen er last van hebben. Het is dus erfelijk.
Hoe wordt scheelzien behandeld?
- Bij kinderen die scheelzien en een lui oog ontwikkeld hebben, richt de behandeling zich in de eerste plaats op het verbeteren van de gezichtsscherpte. Scheelzien kan immers in principe ook op latere leeftijd behandeld worden, het luie oog is echter alleen in de eerste levensjaren (tot 8 jaar) vatbaar voor verbetering. Daarvoor wordt het goede oog afgedekt met een plakker om het andere oog tot fixeren te dwingen. Aanvullend is soms een bril nodig.
- Als het scheelziende kind ook verziend is, kan het scheelzien soms gecorrigeerd worden met druppels (als het scheelzien nog niet te lang bestaat) of met een positieve bril (bij afzetten van de bril is het scheelzien wederom aanwezig).
- Over het effect van specifieke oogspieroefeningen of van visuele therapie bestaan nauwelijks wetenschappelijke bewijzen.
Een chirurgische ingreep of niet?
In sommige gevallen van scheelzien is een operatie noodzakelijk. De oftalmoloog of oogarts gaat dan na welk type chirurgie het meest aangewezen is. Tijdens de operatie wordt er gewerkt aan de oculomotore spieren, niet aan het oog zelf. In 80% van de gevallen volstaat een eerste ingreep om het oog te corrigeren, maar soms is een volgende ingreep nodig om een volledig resultaat te bekomen. In sommige gevallen vindt de operatie al zeer vroeg plaats, nog voor de achttiende levensmaand van het kind.
Bronnen: Kind & Gezin – Gezondheid.be – Zappy Ouders
Heb je deze al gelezen?
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief (onderaan de homepage) om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!