Kinderangsten: hoe leer je je kind ermee omgaan?
Bang in het donker, voor monsters onder het bed, verlatingsangst aan de schoolpoort … Peuters en kleuters hebben vaak last van kinderangsten. Waar komen ze vandaan? Hoe kun je omgaan met kinderangsten en duidelijk maken dat je kindje niet bang hoeft te zijn?
Vanwaar komen kinderangsten?
Een kinderbrein is nog volop in ontwikkeling en daarom kun je van een kind niet verwachten dat hij denkt zoals jij. Zo maakt een kind enkele denkfouten die bij zijn leeftijd horen:
- De magische wereld: het verschil tussen fantasie en werkelijkheid is nog niet zo sterk afgebakend bij kinderen. Dat je ze ’s avonds kunt wijsmaken dat hun knuffels nu ook willen gaan slapen is best handig. Maar tegelijk geloven ze dus dat monsters echt bestaan, wat hun angst terecht maakt.
- Flexibel denken: peuters en kleuters kunnen nog niet zo goed flexibel denken. Dat betekent dat ze nog niet zelf tot een oplossing kunnen komen. Een passende oplossing, zoals zichzelf geruststellen in het donker, hebben ze nog niet onder de knie.
- Emotieregulatie: kinderen kunnen hun eigen emoties nog niet reguleren. Als ze blij zijn, zijn ze euforisch, maar bang betekent helaas vaak doodsbenauwd. Die ‘lichtdimmer’ op hun gevoelens werkt nog niet.
- Een onbekende wereld: de wereld is vrij nieuw en dus onbekend voor je kindje, met veel onvoorspelbaarheid. ’s Nacht kan hij niet inschatten hoelang die nacht duurt en wanneer jij terugkomt. Dat onbekende is een voedingsbodem voor angsten.
- Zelfvertrouwen in opbouw: je peuter komt nog maar net een klein beetje los van jou, zijn vertrouwenspersoon. Zijn zelfvertrouwen en zelfstandigheid zijn in opbouw. Je kunt niet verwachten dat hij in elke situatie stevig in zijn schoenen staat.
Omgaan met kinderangsten: do’s
- Sta model: als je zelf gillend wegloopt van een spin, is je kind niet geneigd het diertje rustig op te pakken en buiten te zetten. Geef op straat, in het zwembad of in de douche geen overdreven angstige aanwijzingen. Want je kind kan nog geen onderscheid maken tussen werkelijk gevaar en een bezorgde ouder. Hij kijkt naar jou om te weten of iets gevaarlijk is en hoe je daarmee omgaat.
- Geef uitleg: kinderen die geen uitleg krijgen, verzinnen vaak hun eigen verhaal, waarbij ze hun fantasie de vrije loop laten. Geef daarom uitleg. Is je kind bang van een hond? Leg uit dat het goed is terug te deinzen wanneer de hond gromt. Een kwispelende hond kun je eerst aan je hand laten ruiken voor je hem aait.
- Stimuleer zelfstandigheid: om om te gaan met angsten, moet je stevig in je schoenen staan. Weten wat je kunt, wat nog moeilijk is én wanneer je hulp nodig hebt. Laat je kindje zelf zijn jas aantrekken en van de trap naar beneden komen. Die kleine successen geven hem een basisvertrouwen dat hij nodig heeft wanneer hij zich in gevaar waant.
- Benoem zijn angstige gevoel en toon begrip. Ben je bezorgd? Vind je dit een klein beetje eng of ben je heel bang? Vertel je kind dat je zelf ook al eens bang bent geweest en dat dat niet leuk is. Zo ziet je kind in dat bange gevoelens verminderen een goed idee is. Benadruk ook successen: laat zien dat zijn pogingen om zelf tot een oplossing te komen heel dapper zijn.
Omgaan met kinderangsten: don’ts
Meegaan in de angst van je kind en helpen om het monster te zoeken op zijn kamer is geen goed idee. Je wilt immers dat hij gaandeweg onderscheid maakt tussen werkelijkheid en fantasie. Wimpel het gevoel tegelijk niet weg of word niet boos op je kind. Hij stelt zich niet aan. Overal bij blijven doe je ook beter niet. Zo ontneem je je kindje net zijn zelfstandigheid.
Bron: Denk als je peuter/kleuter – Karolien Raeymaekers.
Meer opvoedtips:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief (onderaan de homepage) om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!